Slecht spreken over geleerden onder het mom van ‘al-jarḥ wa-l-taʿdīl’

De geleerde Ibn al-Jawzī (o. 597 AH) zei:

“Eén van de misleidingen van de duivel bij de traditionalisten (aṣḥāb al-ḥadīth) is dat zij elkaar onderling afkraken om wraak te nemen. Zij scharen dat dan onder de noemer van ‘al-jarḥ wa-l-taʿdīl’ (de wetenschap die onderzoekt of de overleveraars betrouwbaar zijn of niet). Deze wetenschap werd echter gebruikt door de vroegere geleerden van deze gemeenschap om de islamitische openbaring te verdedigen. En Allah kent de intenties het beste. Het bewijs dat de intenties van die latere geleerden niet zuiver zijn is dat zij stil blijven over degenen van wie zij zelf kennis nemen. De vroegere geleerden waren niet zo. ʿAlī b. al-Madīnī (o. 234 AH) overleverde bijvoorbeeld (een keer) op gezag van zijn vader, die zwak was (in het overleveren). Hij zei daarna: ‘Er zit iets (van zwakheid) in de overlevering van de Shaykh (zijn vader).’”

Bron: Ibn al-Jawzī, Talbīs Iblīs (Cairo: Dār al-Minhāj, 1436 AH), 169-170. Vertaling: Abū Junayd.